maandag 20 februari 2017

TEKEN BIJ DE HOND

Nieuws en feiten over ongewenste vreemdelingen

Teken vormen de laatste jaren een steeds groter wordend probleem. Hun aantal neemt jaarlijks toe en ze worden steeds vroeger gesignaleerd. Recent onderzoek toont dit aan. Men moet het hele jaar door alert zijn. Zelfs in de wintertijd, hun rustperiode, is nog 10% van de teken op zoek naar een gastheer.

Gevaren van de teek
Er zijn vele honderden tekensoorten die ziekten kunnen overdragen, drie ervan zijn de belangrijkste ziekteverwekkers bij honden. In Nederland komt de Ixodes ricinus (schapenteek) het meest voor. De Borrelia bacterie die de ziekte van Lyme (borreliose) kan veroorzaken, wordt hoofdzakelijk overgebracht door deze schapenteek. Het zijn zogenaamde harde teken, je herkent ze door het schildje (scutum) over het achterlijf.
Symptomen na besmetting: koorts, gebrek aan eetlust, lusteloosheid, stram lopen door ontstekingen aan de gewrichten. In een later stadium kunnen organen (bijv. het zenuwstelsel) beschadigd worden.
Een ander soort teek, oorspronkelijk afkomstig uit zuidelijke landen rondom de Middellandse zee, wordt sinds 2004 op diverse plaatsen in Nederland gevonden. Babesiose (piroplasmose) wordt veroorzaakt door parasieten, die door de teken Dermacentor reticulatus en Rhipicephalus sanguineus worden overgebracht Onderzoek door een team van de Faculteit Diergeneeskunde heeft uitgewezen dat deze twee zich hebben gevestigd in Nederland.
Symptomen na besmetting: ongewoon stil, koorts, donkere of rode urine en (bleke slijmvliezen door) hemolytische anemie: een ernstige vorm van bloedarmoede die ontstaat door een versterkte afbraak van rode bloedcellen. Zonder behandeling leidt deze ziekte in zeer korte tijd tot de dood.
Ehrlichiose (rickettsiose) wordt veroorzaakt door parasieten die in bepaalde witte bloedcellen leven en worden overgedragen door de Rhipicephalus sanguineus. Deze bruine hondenteek die van oorsprong niet in Nederland voorkomt, is de derde beduidende soort bij ons.
Acute verschijnselen: hoge koorts, sloomheid, gebrek aan eetlust, opgezette lymfeklieren en bloedingen, vermagering.

In het speeksel van de teek zit zowel een verdovende stof als een stof die de bloedstolling tegengaat. Hierdoor wordt de tekenbeet niet gevoeld, en kan de teek zich ongemerkt ergens neerzetten. Een teek kan enige dagen tot wel een week lang op dezelfde gastheer blijven. Hoe sneller de teek verwijderd wordt, hoe kleiner de kans dat geïnfecteerde teken bacteriën kunnen overdragen. De eerste 24 uren is de kans op overdracht van ziekteverwekkers relatief klein, het geeft echter geen garantie. Noteer (wanneer opgemerkt) altijd datum en plaats als er teken bij jouw hond zijn gesignaleerd. Het is nuttige informatie voor als hij besmet is geraakt.
Om te testen of het om een besmette teek gaat bestaat er een testsetje. Te bestellen via: testdeteek. Actuele en correcte informatie over ziekten vind je op www.rivm.nl of bij de dierenarts.

Preventie
Uit proefwaarneming is gebleken dat 20-25% van de teken besmet is. Het is een goed plan om hiermee rekening te houden en een andere route te kiezen als je merkt dat de hond na een wandeling (in een bepaald jaargetijde) vol zit met teken. Raadpleeg de tekenradar. De meeste kans om gebeten te worden zijn honden die: hun behoefte in een struik doen, graag door het lage struikgewas, dicht gebladerte of hoge, ruige gras struinen, wandelen in vochtige gebieden zoals vennetjes omringd door varens, of uit empirisch onderzoek daar waar schaapskuddes grazen. Minder voor de hand liggend, maar ook in de eigen (schaduwrijke) tuin kunnen die takketeken aanwezig zijn. Teken sporen hun gastheer (mens en dier) op door het verhoogde koolzuurgehalte in uitgeblazen adem, lichaamswarmte, verspreiding van geuren, verandering van lichtinval of een combinatie ervan.
Blijf bij buitenactiviteiten zoveel mogelijk op (verharde) paden, daar is de kans op een tekenbeet het geringst.
Lange staarten die langs het groen strijken, kop en kwetsbare oren, kraag, dun behaarde liezen, en oksels zijn favoriete landingsplaatsen voor de onopvallende teek. Inspecteer de hond (en jezelf) voordat je thuis naar binnengaat; een meegelifte teek kan zich op een later tijdstip nog vastbijten! Wrijf met uw handen door de hondenvacht om te zien of er ongewenste verstekelingen kruipen; een lichte vacht is hier in het voordeel.

Behandel de hond indien nodig (denk: buitenlandse vakantie) met een anti-tekenmiddel. Er zijn verschillende merken verkrijgbaar. Laat je bij aankoop gratis adviseren door de dierenarts of paraveterinair en volg de instructies op de bijsluiter nauwkeurig. Er zijn (terecht) hondeneigenaars met een weerzin voor chemicaliën. Knoflook en ui (beide uit de alliumfamilie) worden op bijvoorbeeld internetfora als anti-parasietenmiddel aanbevolen. Knoflook(extract) zou vlooien en teken bestrijden en uien zouden helpen bij het ontwormen. Deze werkingen zijn nooit wetenschappelijk bewezen. Dierenartsen raden het af om honden knoflook en vooral ui te geven, omdat dit schadelijk is voor de gezondheid van de hond. Net als bij vlooien (en muggen bij de baas) is de ene hond aantrekkelijker voor de teek dan een andere. Dat is waarschijnlijk de reden waarom eigenaren overtuigd kunnen zijn dat ‘iets’ helpt. Zo doen verhalen over barnstenen kettingen de ronde: er zou een preventieve werking van uitgaan. Laten we het erop houden dat zolang bewijs ontbreekt, het een attractief, maar nutteloos halssieraad is.

Pak ‘m goed beet
Er zijn allerlei innovatieve tekenverwijderaars in de handel. Elk apparaatje kent zijn eigen aanpak. Schaf er een aan waar je het handigst mee denkt te kunnen omgaan en die het risico op beschadigen (kapot knijpen of in tweeën scheuren) van de teek voorkomt. Erin knijpen kan tot gevolg hebben dat de teek zichzelf leeg in de wond, waarmee het risico op een tekenbeetziekte verhoogd wordt. De teek irriteren of proberen te verdoven met allerlei huismiddeltjes (groene zeep, alcohol, olie, kapot branden met een sigaret et cetera) werkt averechts. Het verhoogt zelfs de kans op besmetting door bovengenoemd braken van de teek. Niet doen dus! Zojuist op je hond gelande en nog wandelende teken op de vacht vang je met stukkie plakband of tape.

Indien de teek maar gedeeltelijk verwijderd is, dan ligt het eraan welk deel is achtergebleven. Is de tekenkop blijven zitten, dan kunnen zich daarin nog de speekselklieren bevinden met mogelijke ziekteverwekkers. Er is dan nog steeds een potentieel besmettingsrisico. Als alleen de hypostoom (steeksnuit) of delen ervan achterblijven, dan zorgt dat waarschijnlijk niet of nauwelijks meer voor risico's op een infectie. Eventueel kan het de huid irriteren of er kan een tijdelijk bultje ontstaan; de achtergebleven deeltjes groeien (of zweren) als een splinter uit de huid. Desinfecteer het bijtwondje na verwijdering van de teek door het te ontsmetten met alcohol ketonatus 70% of met jodium. Vergeet de tekenverwijderaar en de eigen hygiëne hierbij niet. Controleer de plek de komende twee tot acht weken regelmatig op roodheid, gezwollenheid of de bekende rode ringvormige plek. Raadpleeg een dierenarts indien je het niet vertrouwt.

Tekst: Cela den Biesen. Teek care! 

donderdag 16 februari 2017

LAIKA DE RUIMTEHOND



Heldin tegen wil en dank   

Nog steeds krijgen talloze honden over de hele wereld de naam ‘Laika’ toebedeeld. De meeste hondeigenaars kiezen die naam omdat ze deze sympathiek vinden klinken of vanwege de betekenis: blaffer. Sporadisch krijgt een hond deze naam nog uit eerbetoon aan de eerste Russische ruimtehond. Sterker nog: de huidige generatie is zelden op de hoogte van het feit dat in de vorige eeuw de Spoetnik II op 3 november 1957 vanuit Baikonoer werd gelanceerd met aan boord proefkonijn Laika. Het korte leven van pionier Laika was helaas minder fortuinlijk dan haar latere naamdragers.

In de jaren vijftig van de twintigste eeuw was er weinig bekend over de effecten van bijvoorbeeld een raketlancering, gewichtloosheid, en of levende organismen zich überhaupt aan de ruimte zouden kunnen aanpassen. Aangezien zulke experimenten voor mensen veel te gevaarlijk en ingrijpend waren, werden straathonden ingezet. NB. In die tijd werd trouwens nog aan geen enkel dier een intrinsieke waarde toegekend.

Het voormalige zwervertje Laika werd uit het asiel gehaald en klaargestoomd om als eerste levende passagier een Soyuz ruimtevaartuig te bemannen. Er werd gekozen voor een straathond omdat men deze speciale eigenschappen toedicht. Door het (over)leven op straat zijn ze gehard, flexibel en intelligent. De deskundigen zijn van mening dat ze zich daardoor uitstekend aan zware omstandigheden kunnen aanpassen. Laika, met het uiterlijk van een lieftallig boerenfoxje inclusief sprekend kopje met staande tipoortjes, werd om tal van specifieke redenen uitverkozen. Ze was charmant en absoluut fotogeniek. Een belangrijk element omdat de wetenschappers zo de wereld via de pers konden overtuigen. Haar tengere postuur bleek uitermate geëigend om te passen in de klein bemeten capsule. Bovendien was ze braaf en volgzaam, wat tijdens de opleiding en haar uiteindelijke taak goed van pas zou komen. Kortom: het ideale hondje voor een belangrijke missie. Had Laika dit alles geweten dan zou ze beslist een van haar (straat)talenten hebben aangesproken en de benen hebben genomen.

Vanuit het asiel werd Laika linea recta naar het gebouw van de militaire onderzoeksfaciliteit gebracht waar de voorbereidingen voor de vlucht plaatvonden en waar ze haar opleiding zou krijgen. Ik kan me goed voorstellen hoe blij ze moet zijn geweest toen iemand haar uit die benauwde kennel bevrijdde en dat ze blindelings en vol vertrouwen, misschien zelfs kwispelend, haar ‘redder’ volgde. Haar geluk zou van korte duur zijn. Volledig ontwetend van het naderend onheil begon zij haar noodlottige opdracht. Vanwege het prestigieuze en peperdure project (ten tijde van de Koude Oorlog was de prestatiedruk in de ruimtevaart enorm) zal ze zeker omzichtig behandeld zijn; er was nogal wat mee gemoeid. Maar waren ze lief en aardig tegen haar? Werd ze weleens geknuffeld? Of was ze uitsluitend een instrument om een hoger doel te bereiken?
De vreselijkste scenario’s schieten door mijn hoofd. Zou men aan hondse behoeften (volgens de huidige standaard) willen voldoen, dan zou Laika volledig ongeschikt worden als ruimtehond. Achter een balletje aan rennen, ravotten met een soortgenootje of heerlijk dutten in een pluche mandje zou haar enkel doen hunkeren naar de zo felbegeerde vrijheid.

Ze moet een bijzonder en gewillig karakter hebben gehad. Er werd zoveel van haar verlangd. Je kunt je voorstellen dat ze tijdens de training ontzettend veel geduld moest kunnen opbrengen: het onvermijdelijke oefenen om voor lange tijd kalm en onbeweeglijk in de minuscule oncomfortabele capsule te verblijven, de dagenlange eenzame opsluiting die synoniem stond aan gebrek aan aandacht en beweging, de ontberingen van wennen aan bittere kou en extreme warmte en tot slot het aangepaste voedsel om lichtgewicht te blijven en het daarvan afhankelijke lozen of ophouden van ontlasting terwijl ze zat ingesnoerd in haar kosmonautenuitrusting. Ze onderging het ogenschijnlijk lijdzaam. Een mens, zich volledig bewust van alles, zou dit proces onmogelijk hebben aangekund zonder tot wanhoop zijn gedreven.

Iedere keer als die luttele verouderde foto’s van Laika mij onder ogen komen, grijpt dat me aan. Wat moet ze dapper zijn geweest. Want angstig of ongelukkig lijkt ze niet, terwijl ze daar toch alle reden voor heeft. Of waren de authentieke beelden wellicht gemanipuleerd? Je kunt slechts gissen hoe het arme beestje, dat haar leven onvrijwillig opofferde voor de toekomst van de mensheid, zich gevoeld moet hebben. Ze verdient terecht ons respect.
Laika mocht maar drie jaar worden. De uiteindelijke officiële verklaring was dat Laika enkele uren na de lancering én voordat de vierde omloop ten einde was, stierf aan oververhitting en stress. Een mogelijke terugkeer zat sowieso niet in de planning. De Spoetnik II was ontworpen om bij terugkeer in de atmosfeer te verbranden.

Over de hele wereld wordt Laika nog steeds herdacht. Onder de memorabilia ter ere van de internationale hondenheldin vind je zelfs postzegels, boeken, en persoonlijk voor haar geschreven liedjes en gedichten. Pas 50 jaar na dato werd in Moskou een officieel bronzen monument onthuld ter ere van dit moedige hondje. Zou Laika haar leven mogen overdoen, dan zou ze zich op die ene fatale dag nooit hebben laten vangen door de hondenmepper.

Tekst: Cela den Biesen Kluifje

dinsdag 7 februari 2017

ALSJEBLAFT

Voor diegenen die het tijdschrift Hondenmanieren vreselijk missen (en dat zijn er flink wat gezien het aantal unieke bezoekers op deze blog), verschijnen op deze plek regelmatig artikelen uit de vaste rubrieken van redacteur Cela den Biesen zoals: rasportretten, bijzonderlingen en thema artikelen. Voor kunst&makers zie kluifje, voor dogs&gadgets zie BeestigGoed, voor entertrainment (sport&spel) zie kluifje speels. Van de vermakelijkste Tegenstellingen verschijnt binnenkort een paperback.


Alsjeblaft

Blaffen is praten op zijn honds. Het is bedoeld om de ander iets duidelijk te maken, de aandacht te trekken, opwinding te uiten, vreemden weg te jagen of ter afschrikking. Net als een moeder de betekenis van elk huilgeluid van haar baby kan definiëren, zo herkent de rechtgeaarde hondeigenaar de intentie van elk soort blaf en aanverwant honds taalgebruik van zijn eigen hond.

De aandachttrekker: wordt ongeduldig (en soms jaloers) als je onderweg een praatje met iemand maakt. Hij blaft aanhoudend om je zo te dwingen verder te lopen. Jantje Ongeduld heeft gelijk. De ‘verspilde’ minuten gaan van zijn wandeltijd af.

De bas: blaft met een gedempt geluid. Meestal een uit de kluiten gewassen, oenige lobbes die goedbedoeld een dappere poging waagt om angstaanjagend te lijken.

De bulderdog: brult, bromt en buldert nors binnensmonds. Moppert meer dan dat hij blaft.

De debater: sputtert graag tegen, heeft altijd een weerwoord en wil per se de laatste blaf hebben.

De blaffer: schept genoegen om bij het minste of geringste aan te slaan. Ervaart dat langdurig en monotoon geluid produceren endorfine vrijlaat. Door dit geluksgevoel is deze volhouder moeilijk tot zwijgen te brengen.

De dromer: bestrijdt heldhaftig de demonen in zijn slaap met een diversiteit aan blaftonen. Dit kan gepaard gaan met spartelende poten, smakkende geluiden, tandengeknars, gegrom en knipperde oogleden.

De herriemaker: onruststoker die de zaak graag opjuint met zijn geblaf. Gaat flink tekeer tegen ongenode gasten. Hij houdt wel van een spelletje blafpoker.

De hotdog: heetgebakerde hond die snel is aangebrand. Blaft met consumptie en heeft daarbij het schuim op de bek staan.

Het keffertje: vinnig, opgewonden standje. Vuurt repeterend als een mitrailleur, schelle bits af.

De praatjesmaker: babbelgrage hond. Op vriendelijke toon wauwelt deze kletskop de hele dag tegen je aan. Hij gaat er terecht vanuit dat jij volledig snapt wat hij met zijn koeterwaals bedoelt.

De rebel: blaft demonstratief uit ongenoegen of als een vorm van protest. Hij staat direct op zijn achterste poten als hem iets niet bevalt.

Schorre Morrie: produceert een soort hese hoest. Ondanks zijn verwoede pogingen komt het nooit tot een volwaardige blaf.

De signaalhond: naast de waakhond is hij de enige ferme viervoeter die legitiem waarschuwend vocaal mag optreden.

De sirene: houdt noodgedwongen de wacht als de baas van huis is. Blaft en jankt uit frustratie, eenzaamheid en ongerustheid.

De silencio: zwijgt te allen tijde in alle toonaarden. Totaal ongeschikt als waakhond. Helpt inbrekers zelfs mee de gestolen buit te verkassen. Niet te verwarren met de stille.

De sms‘er: (save my soul) Moderne variant op de S.O.S.’er. Aanhankelijke hond die, wanneer hij alleen gelaten wordt, om het kwartier een noodsignaal uitzendt naar zijn roedel: ik mis jullie gezelschap!

De spreker: is aangeleerd om op commando te blaffen: hoe spreekt-ie? Houdt tevens op bevel zijn kaken stijf op elkaar.

De stille: hoor je niet. Gevaarlijk figuur. Deze bijtgrage hond waarschuwt of dreigt nooit, maar hapt meteen toe.

De stoerling: gebruikt gespierde taal, maar tempert zijn octaven zodra een goedkeurende kennismaking met het onderwerp van zijn angst heeft plaatsgevonden.

De subwoofer: valt, als laatste in rij, gealarmeerde blaffende honden in de buurt bij.

De verdediger: heeft een grote waffel wanneer men te dicht in de buurt van zijn baas of diens eigendommen komt.

De virtuoos: de voortgebrachte blaf eindigt in jodelend geluid. Zingt graag mee met zijn roedel, de ambulance en begeleidt zijn muzikale eigenaar tijdens repetities.

De waakhond: imponeert met zijn professionele frontale staccato blaf, die geïnterpreteerd moet worden als waarschuwing: hem is het menens!

De Wildehond: (honds)dolleman die tijdens het uitlaten aan de riem, andere honden buitensporig uitblaft. Scheldt steevast op schepsels met een identieke uiterlijke verschijning of karakteristieke geur.

Het woefje: stoeise hond die met zijn bondige wafwoefjes uitnodigt tot een spelletje.

tekst: Cela den Biesen Kluifje